‘Het geld groeit me niet op de rug!’

Praten over geld: doe het vooral wél, zeggen alle opvoedexperts. Zeker met je kind. Maar let wel op je taal. Want wat jij zegt, is niet altijd hetzelfde als wat jouw tiener hoort. In dit artikel bespreken we 4 uitspraken die je beter niet kunt doen.
Uitspraak 1: ‘Ik ben toch zeker Sinterklaas niet.’
Ja duh, dat snapt jouw tiener ook wel. En die weet ook dat er geen geldboom in de tuin staat of geld op je rug groeit. Met dit soort uitspraken kan je kind niet zoveel. ‘Vertel liever de waarheid,’ adviseert financieel opvoedexpert Annelou van Noort. In haar boek Later word ik rijk staat een heel hoofdstuk over praten over geld.
Leg uit welke keuzes je maakt met geld
Uitspraak 2: ‘Wat zijn die boodschappen toch duur!’
Eerlijk zeggen: hoe vaak klaag jij over de stijgende prijzen? Door de economische ontwikkelingen in de wereld lijkt er geen einde aan te komen. En het ís ook irritant. Hoe vaker jouw kind dit hoort, hoe meer je kind gaat denken dat er een probleem is.
‘We merken dat vooral jongere kinderen tegenwoordig denken dat ze arm zijn,’ zegt Annelou van Noort. ‘Ze horen hun ouders erover praten, zien op het Jeugdjournaal filmpjes over de Voedselbank en krijgen op school mee dat het slecht gaat in de wereld. Het idee dat hun ouders het moeilijk hebben kan een eigen leven gaan leiden. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat ze geen verjaardagscadeaus meer willen of hun eigen spaargeld aanbieden.’
Maak duidelijk dat je keuzes moet maken. En vertel hoe je je erbij voelt.
Wat kun je doen? Ook hier geldt weer: maak duidelijk dat je keuzes moet maken. En vertel hoe je je erbij voelt. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik kies ervoor om dit bedrag te sparen. Niet omdat we geen sushi meer kunnen betalen, maar omdat ik het fijn vind iets op mijn spaarrekening te hebben, mocht de vaatwasser kapotgaan. Dat geeft mij rust.’
Zie de dure boodschappen ook als begin voor een geldgesprek. ‘Hou het bij de feiten en stel vragen,’ zegt Annelou van Noort. Bijvoorbeeld: ‘Goh, de prijs van een brood is weer omhoog. Hoe denk jij dat dit komt?’ En laat je kind meedenken over keuzes. ‘Ik heb dit budget voor boodschappen deze maand. Hoe kunnen we dit slim aanpakken? Zijn er producten in de aanbieding waar we een lekker gerecht mee kunnen maken?’
Uitspraak 3: ‘Vraag dat maar aan je vader (of moeder)’
Jij komt thuis na een lange werkdag en je puber begint over geld … Het is niet eerlijk dat zijn zusje meer kleedgeld krijgt, hij wil een voorschot op zijn zakgeld voor een nieuwe game of hij stelt een vraag waar jij het antwoord niet op hebt. Jouw partner regelt thuis de geldzaken, of je hebt zelf even geen puf voor een geldgesprek, dus je zegt dat je tiener het maar aan de ander moet vragen. Klinkt allemaal heel onschuldig. Maar wat jouw puber hoort, is dat hij met geldvragen niet bij jou terecht kan maar liever bij een ander.
‘Eigenlijk geef je met zo’n uitspraak 2 boodschappen,’ zegt Annelou van Noort. ‘Eén: ik vind het niet interessant genoeg om het hier met jou over te hebben. En twee: iemand anders weet hier veel meer van. Terwijl geld juist een onderwerp zou moeten zijn waar je het binnen je gezin altijd over kan hebben. Het gaat er niet om dat je overal het antwoord op weet. Je mag ook zeggen: “Dit weet ik niet. Laten we het samen uitzoeken. Of misschien weet papa het.’ Maar dan weet je tiener in ieder geval dat hij bij je terecht kan.’
Uitspraak 4: ‘Dan ga je toch volgend jaar op vakantie?’
Ai, dat ging even mis: je dochter zou een weekje met vriendinnen naar de camping in Zeeland gaan. Maar nu blijkt dat ze toch niet genoeg heeft gespaard. Jij probeert haar op te beuren door het positief te houden: volgend jaar weer proberen. Maar onbewust bagatelliseer je daarmee haar gelduitdagingen.
‘Voor jou is het overslaan van een vakantie misschien geen levensgroot probleem, maar voor je kind is zelfstandig op vakantie gaan een belangrijk moment. Daar maakt ze haar eerste vakantieherinneringen met vrienden,’ zegt Annelou van Noort. ‘Ze kan zich een mislukking voelen en niet aan haar vriendinnen durven vertellen dat het financieel niet gaat lukken. Wuif het probleem dus niet zomaar weg.’
Ook niet handig om te zeggen: ‘Ik zei het toch?’ of ‘Dan had je maar eerder moeten beginnen met sparen,’ of ‘Ik vond ook wel dat je erg vaak naar de Starbucks ging de laatste tijd.’ Je tiener voelt zich al rot genoeg, daar hoef jij niet nog een schepje bovenop te doen. Als je zelf een financiële tegenvaller hebt, wil je ook niet dat je partner jou gaat corrigeren.
Wat je wel kan zeggen: ‘Ik snap dat dit enorm balen is. Wat zouden we kunnen doen zodat je volgend jaar wel voldoende hebt gespaard? Wat zijn de mogelijkheden of alternatieven? En waar kan ik je bij helpen?’ ‘Zo leer je je kind zelfstandig nadenken over oplossingen,’ zegt Annelou van Noort.